West-Brabant

Bijna één op drie ouders van jonge kinderen heeft opvoedstress door coronacrisis

Closeup vanachter gezien van man in knielange spijkerbroek met zwart t-shirt en vrouw met oranje broek en witte bloes met tussen hen in, handen vast, een blond kind met roze t-shirt

Foto ter illustratie (foto: Shutterstock)

Bianca van Vugt Bianca van Vugt

Bijna één op de drie ouders van kinderen tot 11 jaar ervaart meer dan gemiddelde stress bij het opvoeden door de coronacrisis. Dat blijkt uit onderzoek van de GGD West-Brabant onder ruim 8.400 ouders. Er is niet alleen stress. De ouders hebben ook moeite om de beeldschermtijd van hun kind te beperken. En ze zien dat hun jonge kinderen het mentaal moeilijker hebben. Ouders schakelen ook vaker hulp in van professionals en minder vaak van familie of vrienden. Deze resultaten uit de Kindmonitor zijn uit het najaar van 2021.

In West-Brabant deden 8.412 ouders mee aan de Kindmonitor. Bijna de helft van hen merkt effecten van de coronacrisis, in negatieve én in positieve zin. Veel ouders, zo’n 27 procent, vinden het vervelend dat hun kinderen langer achter een beeldscherm zitten. Daar staat tegenover dat bijna 23 procent een betere balans heeft tussen werk en privé.

Tien procent van kinderen heeft lagere weerbaarheid

De GGD ziet een paar opvallende trends die waarschijnlijk te maken hebben met de coronacrisis. Zo is er meer opvoedstress bij ouders, melden ze hun kinderen vaker ziek, gaan ze minder vaak naar de tandarts en hebben minder kinderen een zwemdiploma. De ouders maken zich vooral zorgen om de leerprestaties van hun kinderen en hun beeldschermtijd.

Er is ook een lichte stijging in psychische problemen. In 2013 was er bij acht procent van de kinderen een aanwijzing dat er psychosociale problemen waren, in 2017 was dat tien procent. En in de Kindermonitor van eind 2021 was dat gestegen naar elf procent. De GGD merkt ook dat ongeveer één op de tien kinderen een lage weerbaarheid heeft. Dat betekent dat ze slecht voor zichzelf opkomen, niet goed met teleurstellingen om kunnen gaan, of geen hulp zoeken als dat nodig is.

Minder opvoedproblemen en toch meer stress

Opvallend is dat 31 procent van de ouders aangeeft “bovengemiddeld veel stress” te voelen bij het opvoeden, terwijl het aantal dat opvoedproblemen ervaart juist licht daalt. Dus minder opvoedproblemen en toch meer stress. En 16 procent ervaart zelfs “zeer veel stress”. In 2017 was dat nog 25 procent en 13 procent. Ouders die wel opvoedproblemen hebben, vragen minder vaak hulp aan familie, vrienden of kennissen. Dat is gezakt van 21 procent in 2013 naar 12 procent in 2021. Er gaan juist meer ouders naar professionele hulpverleners. En niet alleen voor opvoedingsproblemen. Dat was in 2013 nog 34 procent en afgelopen najaar was dat opgelopen naar 49 procent.

De meeste ouders vinden dat hun kind voldoende beweegt. Toch krijgt nog niet de helft, 45 procent, van de kinderen tussen vier en elf jaar elke dag minstens een uur beweging. De GGD is wel blij met andere veranderingen. Want kinderen eten meer fruit, drinken meer water, drinken minder suikerhoudende drankjes en spelen vaker buiten. “Deze ontwikkelingen zijn onder andere belangrijk voor een gezond gewicht van kinderen,” aldus de GGD West-Brabant.