West-Brabant

Angstcultuur in de West-Brabantse jeugdzorg en pleegzorg (deel 5)

Stockfoto's (bewerkt): Pixabay

Hans-Jorg van Broekhoven Hans-Jorg van Broekhoven

We brengen een serie artikelen over wat er goed en niet goed gaat in de jeugdzorg en pleegzorg in onze regio. Na een aantal vaak schrijnende verhalen van ‘ervaringsdeskundigen’ bespraken we met Vera Hooglugt wat er zoal misgaat. Zij is bestuurder bij Belangenvereniging intensieve kindzorg. Er wordt veel te snel en te vaak naar jeugdzorg doorverwezen, stelt ze, en daar gaat het al mis.

Jeugdzorg en Pleegzorg liggen nogal eens onder vuur. Ouders, pleegouders en verzorgers voelen zich vaak niet serieus genomen of worden als niet bekwaam afgedaan. Kinderen worden te snel uit huis gehaald, vaak met rampzalige gevolgen. Dat is het beeld dat is ontstaan. Recent nog wijdde het VPRO-programma Argos er een programma van een uur aan. Het schetst bepaald geen vrolijk beeld.  

Ook in onze regio is het nodige aan de hand, laten we met een serie artikelen over de angstcultuur in de Zuidwest-Brabantse jeugdzorg zien. Volgens de Belangenvereniging intensieve kindzorg (BVIKZ) is het in heel Nederland slecht gesteld met de wijze waarop jeugdzorg wordt ingezet en hoe die vervolgens functioneert. De organisatie heeft ruim 360 dossiers bestudeerd en een rapportage gemaakt met conclusies en aanbevelingen. Voorzitter Vera Hooglugt noemt een aantal delen van het land waar bovengemiddeld veel mis gaat en daar valt Brabant ook onder.

Onderbuikgevoelens als basis voor dossiervorming

Door: Hans-Jorg van Broekhoven

Schrikken doet Vera niet eens van de voorbeelden die uit de eerdere verhalen in deze serie naar voren komen. “Het kan nog veel erger”, weet ze. De BVIKZ is in heel het land actief en komt ‘veel heftigheid’ tegen. De vereniging is oorspronkelijk opgericht om belangen te behartigen van kinderen met ernstige, al dan niet chronische ziekten. Dat ontaardt steeds vaker in een strijd met jeugdzorgorganisaties, waarvan de werkwijzen volgens Vera en haar bestuursgenoten in veel gevallen helemaal niet het welzijn van het kind dienen. “Het systeem werkt gewoon niet.”

Een punt waar de BVIKZ heel vaak tegenaan loopt is het gegeven dat instellingen als het Centrum voor Jeugd en Gezin per se de regie willen pakken én houden. Vera beaamt de klacht die in eerdere delen van deze serie meermaals geuit wordt, dat ouders en verzorgers nogal eens niet serieus worden genomen. Kinderen wordt al helemaal nooit wat gevraagd.

Decentralisatie was een kwalijke ontwikkeling

In deel 4 van deze serie kwam Bjorn Rommens aan het woord, voormalig jeugdzorgjongere en nu lid van de raad van toezicht bij jeugdzorgorganisatie Conaction. Die wijt een serieus deel van de ontstane problemen aan de decentralisatie. Jeugdzorg is een gemeentelijke verantwoordelijkheid geworden en daar ligt een groot deel van de oorzaak van de huidige problematiek, is zijn conclusie. Hij krijgt daarin bijval van Hooglugt. Ze noemt het zelfs “de grote boosdoener”. Het heeft geleid tot te veel hulpvragen, die te complex zijn voor organisaties die daar niet op ingericht zijn. Zeer kwalijk, aldus haar vereniging, is het gegeven dat kinderen met een vorm van problematiek veel te makkelijk naar jeugdzorg worden doorverwezen. Vaak zelfs door scholen, die toch geacht worden een reëel beeld te hebben van een kind en diens situatie.

Onderbuik

De BVIKZ focust zich vooral op wat er misgaat ‘aan de voorkant’, het moment dat kinderen met jeugdzorg te maken krijgen. Niet alleen het feit dat bijna structureel de regie wordt overgenomen van ouders en verzorgers, leidt tot veel extra problemen. Vera: “De dossiervorming geschiedt te vaak vanuit de onderbuik en is heel vaak gekleurd. Wanneer het eenmaal daarin is opgenomen raak je het nooit meer kwijt, of het nu klopt of niet.” Ze onderschrijft ook de bevindingen van Bjorn Rommens, dat de opbouw van dossiers niet juist is. Wie daarin gaat lezen komt niet als eerste tegen wat de recente stand van zaken is, terwijl dat een veel reëler beeld zou schetsen van de stand van zaken. Verder steekt de arrogantie waarmee veel jeugdzorgmedewerkers niet alleen gezinnen maar geregeld zelfs medici benaderen.

Als specifiek voorbeeld geeft de Vera jeugdartsen die adviezen  van medische specialisten niet voldoende serieus nemen. Dat gezinsvoogden en andere medewerkers geregeld niet luisteren naar ouders, kinderen en verzorgers, wisten we al. Waarheidsvinding is veelal ver te zoeken, is haar ervaring. Zelfs in de rechtszaal gaat het mis, omdat rechters zich baseren op die gekleurde rapportages en dossiers.

Bang voor conflicten

Dat gezinnen te maken krijgen met begeleiders en andere medewerkers die in eerste instantie aan hun zijde leken te staan maar later ineens iets totaal anders beweren, heeft alles te maken met het vrij kleine wereldje waarin wordt geopereerd. “Ze kennen elkaar allemaal”, vertelt de BVIKZ-voorzitter. “En komt elkander altijd weer tegen.” Men is dus bang voor onderlinge conflicten en maakt dan een draai, weet ze uit ervaring, zelfs als dat betekent dat je even niet voor het betreffende kind of gezin kiest.

Den Haag beweegt niet mee, gemeenteraden wel?

Al met al zijn er nogal wat redenen waarom de huidige aanpak niet werkt. “Het voelt als een steen op onze rug”, verzucht Vera. Zij en haar bestuursgenoten zijn met hun zorgen én de nodige voorbeelden van misstanden ook al naar Den Haag gegaan. Bij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport werden de klachten gewoon ontkend, ondanks de vele dossiers met schrijnende verhalen. “Minister Hugo de Jonge haalde er zijn neus voor op. Hij vond wat we toonden niet wetenschappelijk genoeg.”

Verbeteringen zullen dus waarschijnlijk toch in eerste instantie op gemeentelijk niveau moeten ontstaan. Punt is dat lokale politici vaak niet thuis zijn in de ingewikkelde materie. Ook die mening deelt Vera met Bjorn. Raadsleden die graag eens bijgepraat worden, zijn van harte welkom zich te melden via de website van de BVIKZ.

 

Lees ook de rest van de serie door hier te klikken.