Bergen op Zoom

Pelita: het lichtpunt voor Indische Nederlanders brengt Bergen op Zoom samen

Een Masoek Sadja in Bergen op Zoom (foto: stichting Pelita)

Bianca van Vugt Bianca van Vugt

Het is nacht in Nederlands-Indië en de wegen zijn onverlicht. Maar bewoners zetten pelita’s op berghellingen en langs wegen: kleine olielampen die reizigers helpen hun weg te vinden. En tot op de dag van vandaag is dat de doelstelling van de stichting Pelita. Ze helpt Indische Nederlanders hun donkere oorlogstrauma’s te verwerken en hun weg te vinden in het woud aan speciale oorlogsuitkeringen. En natuurlijk brengt Pelita licht in de duisternis met sfeervolle bijeenkomsten om de Indisch-Nederlandse cultuur in ere te houden.

Landelijk bestaat Pelita al meer dan 70 jaar. In Bergen op Zoom is er pas vier jaar geleden een afdeling opgericht. Sindsdien is er zes keer per jaar een bijeenkomst, een Masoek Sadja. “Dat betekent ‘kom maar binnen’. Het is een middag met muziek en Indisch eten,” legt Babs Kemperman uit. Zij was betrokken bij de oprichting van de Bergse afdeling van Pelita. Er zijn elf vrijwilligers die activiteiten organiseren. “Vaak zijn er ook lezingen. Maar er moet altijd muziek en catering zijn,” lacht ze.

Het effect van muziek is zo groot

De gezelligheid is belangrijk voor Pelita. Het helpt tegen eenzaamheid, maar ook bij het verwerken van oorlogtrauma’s. “Het effect van muziek is zo groot. Er wordt ook muziektherapie gegeven. Dansen is beweging, gezondheid,” vertelt Babs verder. “Er ligt ook altijd informatiemateriaal. Bijvoorbeeld over mantelzorg, of over traumaverwerking. Het is ook een vorm van eenzaamheidsbestrijding. Want het is warm, gezellig, net één grote familie.”

Verhaal gaat verder onder de foto.

Familiegevoel bij een Masoek Sadja in Bergen op Zoom (foto: stichting Pelita)

Dat familiegevoel is er niet voor niets. Want de Indische Nederlanders vormen een heel eigen groep. Tientallen jaren lang stonden ze met één been in Nederland, met het andere in Indonesië. Voor de Tweede Wereldoorlog begon, groeiden ze op in Nederlands-Indië, wat nu Indonesië is. Dat was toen een kolonie van Nederland. De Indische Nederlanders leefden op de eilanden, gingen daar naar school. Maar ze werden Nederlands opgevoed. “Thuis was de voertaal Nederlands. We leerden Nederlandse normen en waarden,” legt Babs uit.

Onze cultuur is heel specifiek

Veel gezinnen kwamen uit gemengde families. “Er zit altijd Nederlands bloed bij,” aldus Babs. “De helft van de familie is Indonesisch, de helft Nederlands. Maar ons land bestaat niet meer. We zijn Indisch-Nederlands. En onze cultuur is heel specifiek. Vol tradities en rituelen, maar altijd uit twee culturen.” En die door elkaar gemixte tradities brengen hen altijd weer samen.

Nederland heeft vreselijk huisgehouden in de koloniën, dus ook in Nederlands-Indië. Daar haalde ons land koffie, suiker en tabak: waardevolle goederen voor de export, waar Nederland rijk mee is geworden. Maar de bevolking werd uitgebuit, vaak met grof geweld. “Die slechte kant was voor de Indonesiërs,” vertelt Babs. “Nederland heeft ook heel goede dingen gedaan. En dat hoor je van de Indische-Nederlander.”

Indonesiërs beschouwden ons als verraders, met ons gemengd bloed

Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog blijkt hoe groot de verschillen zijn tussen de oorspronkelijke Indonesiërs en de Indische Nederlanders. Nederland heeft dan geen leger overzee en er zijn ook geen geallieerde troepen. Hierdoor ontstaat een machtsvacuüm. Indonesische vrijheidsstrijders willen onafhankelijk zijn van Nederland en verdedigen dat met geweld. Indische Nederlanders moeten het ontgelden, of ze nu Europees zijn of gemengd. En ook andere niet-inlanders, zoals Molukkers en Chinezen zijn doelwit.

Het is het begin van de Bersiapperiode, die grofweg duurt van augustus 1945 tot november 1947. De Bersiap is de periode waar het grote oorlogstrauma van Indische Nederlanders is begonnen. “Indonesiërs beschouwden ons als verraders, met ons gemengd bloed,” legt Babs uit. Er vallen veel doden en Nederland begint met de repatriëring van de Indische Nederlanders en Molukkers.

We hebben ons aangepast, maar hebben ook ons eigen verhaal

Eenmaal terug in Nederland worden de Indische Nederlanders niet meteen opgenomen in de gemeenschap. “Iedereen was nog bezig met het verwerken van de oorlog. En daar kwamen wij dan nog bij. Die zaten niet op ons te wachten,” beseft Babs. “We hebben ons aangepast, maar hebben ook ons eigen verhaal. We zitten tussen twee culturen.”

De stichting Pelita wil die twee culturen dichter bij elkaar brengen. “We zijn in Indonesië geboren, maar we hoorden bij Nederland. We zijn ook Nederlands opgevoed, maar kennen de Indonesische gebruiken en cultuur. Deze twee werelden, die zitten in ons. Dat is gecompliceerd, maar ook goed om bruggen te kunnen bouwen,” benadrukt Babs.

Iedereen die affiniteit heeft met de Indisch-Nederlandse cultuur is welkom

Daarom zijn de Masoek Sadja’s ook open voor anderen. “Iedereen die affiniteit heeft met de Indisch-Nederlandse cultuur is welkom. Want je leert van elkaar,” vertelt ze blij verder. De eerstvolgende Masoek Sadja is op woensdag 15 maart. En eigenlijk zijn het er twee in één. Er is een zaal met een gewone Masoek Sadja met muziek van John Wils. En in een andere zaal is een lezing van de schrijvers Dido Michielsen en Reggie Baay over concubines; een deel van de Nederlandse geschiedenis waar lang over is gezwegen.

Concubines, ook wel njai genoemd, waren inlandse vrouwen die een relatie hadden met Nederlandse mannen. Meestal waren het vrouwen uit arme gezinnen, waar uithuwelijking en gehoorzaamheid gewoon waren. Door minnares te worden van een Nederlander kon ze geld verdienen om haar familie te onderhouden. Reggie deed er jaren onderzoek naar en schreef in 2008 het boek ‘de Njai’. Dido gebruikte de verhalen voor de romans ‘Lichter dan ik’ en ‘Engel en Kinari’.

Mijn overgrootmoeder was ook een concubine

“Dit onderwerp heeft mijn buitengewone interesse. Want mijn overgrootmoeder was ook een concubine,” vertelt Babs over de lezing. “Dat speelde in mijn jeugd. Zij woonde bij ons en riep soms ‘Ik ben barones Van Slingerland’. Wij vonden haar heel lachwekkend, dachten dat ze aan het dementeren was. Mijn vader heeft er ook nooit over gesproken, hooguit grappend,” legt ze uit. Het besef dat er een bijzonder verhaal achter zat, kwam pas na het onderzoek van Reggie.

Babs was nog klein, toen haar overgrootmoeder riep dat ze barones was. En ze heeft nooit achterhaald wat haar geschiedenis was. “Het werd verboden te trouwen met een inlandse vrouw. Toch droeg mijn grootmoeder wel de naam Van Slingerland, dus ze was wel een erkend kind. Maar wij weten er niets van. Ik ken mijn grootmoeder niet, weet niets van haar,” gaat Babs verder. “Er zit zoveel geschiedenis achter. En nu ben ik 72 en komt de bewustwording. Maar mensen die je er vragen over kunt stellen, zijn er niet meer.”

Het maatschappelijk werk is nu het belangrijkst

Het boven krijgen van de verhalen, van de geschiedenis is belangrijk voor de Indische Nederlanders. En blijft dus ook onderdeel van de activiteiten van de stichting Pelita. “We helpen ook met de uitkeringen voor oorlogsslachtoffers. Maar het maatschappelijk werk is nu het belangrijkst: hulp en contact voor mensen met een Indisch-Nederlandse achtergrond. We hebben wettelijke taken, maar ook sociale verantwoordelijkheden,” legt Babs uit.

Mensen die de Tweede Wereldoorlog hebben meegemaakt, zijn er haast niet meer. Je zou denken, dat Pelita dus niet meer nodig is. Maar volgens Babs is het trauma overgegaan op de generaties daarna. “Ik ben van de na-oorlogse generatie. Je wordt opgevoed door de eerste generatie, die de oorlog en de Bersiapperiode door heeft gemaakt. Het is een generatie die de voorkeur gaf aan zwijgen. Maar kinderen voelen, zien, ervaren het trauma van hun ouders. Geërfd leed, noemde oud-kamervoorzitter Gerdi Verbeet dat. En hoeveel generaties gaat dat door?”

Het werk is nog lang niet af. We moeten bruggen bouwen

Babs is blij dat er steeds meer aandacht is voor de geschiedenis en de verhalen van de Indische Nederlanders. “Er is een bepaalde trots, ze vragen niet om hulp. Dus je moet ze op een bepaalde manier benaderen.” De stichting Pelita probeert zo veel mogelijk mensen te helpen en bij elkaar te brengen. En niet alleen de oudsten, ook de jongere generaties. “Het werk is nog lang niet af. We moeten bruggen bouwen, daarmee kweek je begrip.”

De Masoek Sadja met lezing van Reggie en Dido op woensdag 15 maart is voor iedereen toegankelijk. Het begint om 14.00 uur en duurt tot 17.30 uur. En het wordt gehouden in gemeenschapshuis Eigen Haard aan de Pieter Breugelstraat 23 in Bergen op Zoom. Een kaartje kost vijf euro. Je kunt je opgeven via [email protected].

Lees ook: Voormalig Nederlands-Indië verdient meer aandacht: ‘Ik weet er niets over’ Lees ook: Bergs Indiëmonument van Rozenoord naar Thaliaplein Lees ook: Oma’s kookboek vol Indische recepten en geschiedenis